Genezend werken
De oorzaak van ziek worden zoeken we meestal buiten ons.
Zoals we ook de mogelijkheid om beter te worden van buitenaf hopen te krijgen. Daar is natuurlijk ook veel voor te zeggen want er zijn niet voor niets zeer veel geneesmiddelen en technische toepassingen ontwikkeld.
De oorzaak van ziek worden en weer beter worden, in jezelf zoeken, is ingewikkeld. Toch doen we het, naar ik meen, te weinig. Terwijl we toch echt vertrouwen mogen hebben in het zelfgenezend vermogen van ons eigen zeer wijze lichaam.
In ‘De weg van de hoop’ wordt gesteld dat onze samenleving een gebrek heeft aan empathie, sympathie en medeleven, dat zich vertaalt in onverschilligheid, in het ontbreken aan hoffelijkheid tussen mensen die dikwijls in dezelfde buurt of hetzelfde flatgebouw wonen.
In dit dunne interessante boekje schrijven Stéphane Hessel en Edgar Morin, toen ze beiden al over de negentig waren, dat het dankzij het ondervinden van liefde is, dat eenieder tot zelfvertrouwen kan komen.
Naar mijn mening is het ieders belangrijke en zelfs grootste opdracht om te proberen genezend te werken. Eigenlijk komt het op hetzelfde neer als het tweede gebod van de Tien Geboden, die ik vroeger als kind moest leren: ‘heb je naaste lief zoals je jezelf lief hebt’.
Hoe genezend kunnen we voor onszelf zijn en voor de ander?
Heilzaam zijn voor elkaar, een levenslange uitdaging!
Eenkennig en toch solidair
We kunnen heil zoeken voor ons fysieke lichaam bij een nogal vermoeid uitziende plant, die het liefst op zichzelf staat! Alleen van zichzelf houdt, zou je kunnen denken, maar intussen een heel geneeskrachtige werking blijkt te hebben, en door velen gebruikt wordt in de donkere maanden van het jaar. Een plant die oorspronkelijk te vinden was op de Noord-Amerikaanse steppe, waar de Indianen zijn geneeskrachtige kwaliteiten kenden. Zij noemden de plant ‘slangenbeet’, omdat het wortelsap heilzaam was bij slangenbeten. Ook als een Indiaan zich niet lekker voelde nam hij een stuk ‘slangenbeet’ in de mond en kauwde er lang op.
Veel later toen de blanke bevolking de plant had ontdekt, kreeg hij de naam, ’Echinacea’ (Echinacea angustifolia), naar het Griekse echinus, dat zee-egel betekent. Het midden van de bloem, de kegel, heeft met zijn bolle vorm en stekelige buisbloempjes veel weg van een zee-egel, vooral als de plant uitgebloeid is. Angustifolia betekent smalbladig.
De op een margriet lijkende plant ziet er nogal vermoeid uit door de bloemblaadjes die in de bloei snel gaan hangen en dit uiterlijk heeft de plant hier de naam ‘zonnehoed’ opgeleverd.
Een natuurarts in Nebraska ontdekte in 1870 hoe de Indianen de geneeskracht van de plant benutten door met een aftreksel wonden te ontsmetten. Deze dokter Meyer ontwikkelde een mengsel van alsem, hop en echinacea, en schreef op het etiket dat het hielp tegen zo’n beetje van alles waar een mens last van kon hebben.
Op één van zijn reizen in de vijftiger jaren van de vorige eeuw ontdekte de Zwitserse natuurarts, Alfred Vogel, in South Dakota bij de Indianen, de rode zonnehoed (Echinacea purpurea).
Met een hand vol zaad terug in Zwitserland ontwikkelde hij het middel, Echinaforce, een homeopatisch middel tegen griep en verkoudheid.
De Echinacea purpurea en Echinacea angustifolia worden nu beide gebruikt, met name door Weleda, in middelen ter versterking van het immuunsysteem.
Door kwekers zijn inmiddels bijna zestig varianten ontwikkeld, van wit, geel, oranje, donkerrood, lila-roze tot zelfs groen.
In de Mercuurtuin groeit een lila-rose soort. De planten groeien langzaam, staan het liefst in de zon en niet in de buurt van andere planten, maar wel van soortgenoten. Eenkennig en toch, of misschien juist daardoor, zoveel gevend!
Margreet Voorhoeve
De weg van de hoop, door Stéphane Hessel en Edgar Morin
Amsterdam 2011, Uitgeverij van Gennep, ISBN 978 94 6164 086 4