Naar Buiten
Dankbaar
In het voorbije vroege winterseizoen hebben we kunnen genieten van de sneeuw en in het noorden van Nederland kon ook geschaatst worden. Voor velen betekende dit winterse weer ook gedwongen thuisblijven door de onbegaanbaarheid van de gladde stoepen en straten.
In de wintertijd is voor ons het ‘leven’ in de natuur onzichtbaar geworden. Het heeft zich teruggetrokken in wortel en tak. Wie goed waarneemt, ziet echter in januari al katjes hangen aan de elzen en wanneer je er tegenaan tikt, komt er een wolkje stuifmeel uitgevlogen. Het leven komt er weer aan, dat weten we zeker. Zo zeker gaan we hiervan uit, dat we eigenlijk helemaal niet zo goed opletten. Pas als het zichtbaar wordt in de bloeiende bollen zoals de narcissen en tulpen en de bomen echt groen worden, trekt het onze aandacht. Toch zouden we bewuster en ook dankbaar moeten zijn dat deze, in de winter verborgen, krachten ons in het volgende seizoen weer geschonken worden door het Aardewezen of Moeder Aarde, zoals het in een mooi kleuterboek* ook wel genoemd wordt. De aarde die ons de middelen geeft waarmee we kunnen proberen ons ware wezen te verwerkelijken.
Verwondering
De natuur lokt ons nu naar buiten na een wintertijd waarin we verstoken van het warme licht onszelf gewild of ongewild, bijvoorbeeld door een ziekteperiode, meer tegenkwamen. ‘Naar binnen gaa’ was de titel van het gedicht in het voorwoord van het laatste decembernummer van de Nieuwsbrief. Het gaf een ‘naar binnen gaan’ aan waarin je in vrede kon komen met jezelf en met de wereld, want je hoefde geen dikke boeken meer te lezen of in vermoeiende gesprekken de grote waarheid te ontdekken, maar wel de stem verstaan die zachtjes om je vraagt.
Toch blijft het moeilijk om in vrede te zijn met jezelf en met de wereld. Maar we mogen blijven oefenen in verwonderen, want dat is waarschijnlijk het goede uitgangspunt. Met verwondering blijven kijken en proberen die stem te verstaan die zachtjes om je vraagt. En nu dankbaar in het licht gaan.
Lichtkracht
Er is een plant die ons in de komende maanden een ritme aan kan geven van naar buiten en naar binnen gaan. Ongeveer een half uur voor zonsondergang, de tijd dat het ‘grote’ licht gaat wijken en je zelf ook in een andere stemming kunt komen, opent de lichtgele teunisbloem zich voor je ogen. Een prachtig moment. Staan er veel teunisbloemen dan is na een tijdje de tuin verlicht door de bloemen. De plant zegt als het ware: “ik open mij om het duister te verlichten en open te staan voor een andere wereld”. De volgende dag, wanneer de zon op haar hoogtepunt staat, sluit de bloem zich. Er is licht genoeg, haar licht kan ‘uit’. Het is een mooi gebaar dat de teunisbloem maakt. Iedere dag weer hetzelfde ritueel van het zichtbaar opengaan van nieuwe bloemen en dat gaat door van midzomer tot laat in de herfst.
De plant is tweejarig. Het eerste jaar maakt hij een rozet van langwerpige bladeren. Soms lukt het de plant om nog in hetzelfde jaar een bloemstengel te vormen en in de herfst te bloeien. De middelste teunisbloem (oenothera biënnis) waarvan hier sprake is, komt uit Noord-Amerika en is sedert 1623 in Europa ingevoerd. Maar naast deze, die tot anderhalve meter hoog kan worden, bestaan er verschillende soorten. Ook zijn er variëteiten gekweekt, van dwerg- tot reuzeteunisbloem. De kleur is niet alleen geel, maar gaat van wit tot rozerood.
Gebruik
Een aftreksel van de bladeren en gedroogde bloemen werkt samentrekkend en verzachtend. Ook tegen heesheid. De wortels zijn eetbaar. De plant wordt in toenemende mate gekweekt om zijn olie en o.a. gebruikt in de kruidengeneeskunde bij menstruatieperikelen.
In de vroege winter wanneer de planten verhout zijn, komen de vinken die graag het zaad uit de langwerpige doosjes aan de stengel pikken.
* S. von Olfers
“Het verhaal van de wortelkindertjes”
Uitgeverij: Christofoor, ISBN 62382163
Margreet Voorhoeve