Verslag van de lezing gegeven door dokter van der Pluijm op 23 oktober 2008 in het kader van de Aorta lezingen
Overgewicht
Wat is een gezond gewicht?
Een gezond gewicht kun je uitdrukken in de BMI (Body Mass Index) en deze behoort te liggen tussen de 18.5 en 25. De BMI kun je berekenen door het gewicht te delen door het kwadraat van de lengte in meters. Bijvoorbeeld iemand is 1,7 meter lang en weegt 65 kg. BMI is 65 gedeeld door 1,7 x 1,7 = 65: 2,89 = 22,5. Afhankelijk van de constitutie kan een licht of matig over- of ondergewicht voor die persoon normaal of goed zijn.
De constitutionele types zijn: leptosoom, atletisch en picnisch.
Constitutie Leptosoom Atletisch Picnisch
Orgaanstelsel zenuwzintuig hart/long stofwisseling
Weefsel zenuw spier vet
De lichaamsbouw van de leptosoom is lang en slank in tegenstelling tot de picnische die kort, gedrongen is en meer neigt naar een forse buik.
Overgewicht als risicofactor voor diabetes mellitus type 2 en arteriosclerose (aderverkalking).
Metabool syndroom
Dit is de optelsom van de buikomvang en een aantal bloedwaardes en de bloeddruk, die in combinatie een sterk verhoogd risico geven op diabetes mellitus type 2 en hart- en vaatziekten.
Buikomvang voor mannen > 102 cm en voor vrouwen > 88 cm.
De bloedwaardes die van belang zijn: glucose nuchter verhoogd (> 6,1 mmol/l), verlaagde HDL cholesterolwaarde en verhoogde triglyceridenwaarde (> 1,7 mmol/l).
De gemiddelde Nederlander wordt steeds zwaarder en ook het metabool syndroom komt steeds meer voor. Het voorkomen van het metabool syndroom in Europa wordt geschat op 25% en in Noord-Amerika bedraagt dit 43%.
Koolhydraatstofwisseling
Voorbeelden van koolhydraten zijn: mono- en disaccharides (suikers)
Zetmeel: deze worden afgebroken tot suikers.
Cellulose: deze suikers zijn voor de mens onverteerbaar.
Monosaccharides disaccharides
Galactose lactose: is galactose gebonden aan glucose
Glucose maltose: is glucose gebonden aan glucose
Fructose saccharose: is fructose gebonden aan glucose
Galactose is met name voor de zuigeling de belangrijkste suiker en komt voor in moedermelk. Dit is een belangrijke grondstof voor de opbouw van het zenuwstelsel.
Fructose is vruchtensuiker en is makkelijker te verteren dan glucose.
Glucose wordt opgenomen door de dunne darm en getransporteerd naar de lever en de spieren.
De lever zet glucose voor het grootste deel om in glycogeen (voorraadsuiker). De lever doet dit onder invloed van insuline uit de alvleesklier. Als glucose nodig is, dan wordt glycogeen weer terug omgezet naar glucose.
Een relatief te hoog aanbod van glucose geeft op den duur verhoogde insulinespiegels met als gevolg een neiging naar hypoglykemie (te lage suikerspiegel). Op wat langere termijn worden de lever en de spieren minder gevoelig voor insuline. Na enige tijd past het lichaam zich aan waarop de insulinespiegel verder verhoogd wordt. De insuline heeft een groeihormoonachtige werking waardoor er meer koolhydraten, eiwitten en vetten worden gestapeld en de afbraak van deze weefsels wordt geremd. Insuline heeft een duidelijk anabole (groeivormende) werking.
Een deel van de glucose wordt omgezet in vetzuren.
Het eindresultaat van deze veranderingen in de suikerstofwisseling is dat er geleidelijk een metabool syndroom ontstaat.
Als stoffen niet voldoende door de wezensdelen in de stofwisseling worden gegrepen moeten ze of uitgescheiden of opgeslagen worden. Voorbeeld: jicht. Hierbij ontstaat een opslag van urinezuur in de gewrichten wanneer deze stof niet voldoende uitgescheiden wordt.
Vetzucht: dit is opslag van afvalvet in de buik met name rondom de organen. Normaliter behoort dit vet uitgescheiden te worden.
Aspartaam is een kunstmatige zoetstof die veel gebruikt wordt in plaats van suiker. Hierdoor wordt de suikerstofwisseling nog meer uit balans gebracht. Een ander nadeel van aspartaam is dat je (veel) vocht gaat vasthouden waardoor meestal het gewicht nog toeneemt.
Vetstofwisseling
Cholesterol is niet één stof maar een groep stoffen. Wat gemeten wordt, is het totaal cholesterol en dit kan verder worden uitgesplitst in cholesterol met licht moleculair gewicht het zogenaamde HDL-cholesterol dat juist een beschermend effect heeft, en een cholesterol met een hoger moleculair gewicht, het zogenaamde LDL-cholesterol. Het is met name het LDL-cholesterol dat aderverkalking in de hand werkt. Het risico op hart- en vaatziektes wordt uitgedrukt in de ratio waarbij het totaal cholesterol gedeeld wordt door de goede soort, het HDL-cholesterol. De ratio moet 4,5 of lager zijn.
De basisstructuur van cholesterol is cholesterin. Het lichaam maakt uit cholesterin naast cholesterol ook de galzuren, de steroidhormonen (zoals oestrogeen en testosteron) en vitamine D.
Het lichaam transporteert vet in de vorm van triglycerides. Triglycerides zijn opgebouwd uit glycerine waaraan drie vetzuurketens gehangen zijn.
Voor de vetopname uit de darm heb je galzuren nodig.
De hoogste productie van galzuren ligt rond 13.00 uur terwijl de opbouwactiviteit van de lever op dat moment minimaal is. ’s Nachts is dit anders om, dan heeft de lever zijn grootste opbouwactiviteit om 01.00 uur en is de galactiviteit het minst.
De Griekse Prometheusmythe geeft een mooi beeld van dit proces.
Prometheus stal het vuur uit de hemel en bracht dit naar de aarde. Hiervoor werd hij gestraft door de Goden die hem aan de Kaukasus (gebergte) vastklonken. Een gier at overdag een deel van zijn lever op. De lever groeide ’s nachts weer aan waardoor hij langer in leven bleef.
Het is ook letterlijk zo dat we overdag onze lever opeten en dat deze zich ’s nachts hersteld.
Vroeger hield men zich aan dit ritme. Met ontbijtte goed met toch wat vet erin om de galproductie op gang te brengen. ’s Middags had men een lange middagpauze waarin de warme maaltijd werd genuttigd. Omdat de galproductie dan op zijn maximum zit, kun je vetten verteren. ’s Avonds nam men meestal een lichte maaltijd waar eventueel wel wat zoets in mocht.
Tegenwoordig zijn de vaste ritmes verloren gegaan. Met de continuroosters is de warme maaltijd naar de avond geschoven, terwijl op dat moment de vetten niet goed meer te verteren zijn. Voor een gezond gewicht en een goede stofwisseling is eten volgens biologische ritmes van eminent belang, met een goed ontbijt, lunch en warm eten niet te laat, liefst om 17.00 à 18.00 uur.
Trends in westerse samenlevingen waardoor er zwakte in het stofwisselingssysteem ontstaat:
1. overvloed: de kwantiteit is belangrijker geworden dan de kwaliteit
2. verschuiving naar intellectuele arbeid en voortijdige intellectuele opvoeding
3. verlies van natuurlijke lichaamsbeweging
4. verlies van tijd en ritmes
Conclusie
Bij overgewicht wordt ‘de schuld’ vaak gelegd bij de vetten, terwijl het probleem eigenlijk bij de suikers ligt. Insuline zorgt er namelijk voor dat uit suikers vetten worden gemaakt.
Vandaar dat mensen met een metabool syndroom zo moeilijk kunnen afvallen. Ook als ze nauwelijks vet eten, vallen ze niet af.
F. van der Pluijm, huisarts